Een verhaal, met toestemming overgenomen uit ‘Het Urker Volksleven’, uitgave van de Vereniging Vrienden van Urk

1940 - de mobilisatie van infanterist Lub de Smid

Lubbertje Kramer (roepnaam Lub) wordt geboren 29 december 1919 op het eiland Urk. Hij is een zoon van Willem, de plaatselijke smid. Wanneer Lub nog geen twee jaar oud is overlijdt zijn op moeder in 1921 op 38-jarige leeftijd aan TBC, waarna een ongetrouwde tante bij Willem en zijn kinderen komt inwonen die het huishouden gaat doen totdat de dochters oud genoeg zijn om dit over te nemen.

Net als iedere andere jongen is ook Lub verplicht zijn dienstplicht te vervullen en hij wordt ingeschreven voor de lichting 1938. Er wordt echter door vader Willem vrijstelling van de dienstplicht aangevraagd omreden dat Lub kostwinner zou zijn. Hoe en waarom dat precies is aangevraagd is niet duidelijk geworden. Vader Willem was immers een gezonde kerel die tot zijn 83ste jaar in de smederij heeft gewerkt en pas in 1960 is gestopt. In ieder geval krijgen ze het voor elkaar en wordt Lub op het laatste moment vrijstelling verleend wegens kostwinnerschap. De vrijstelling geldt eerst voor een jaar, maar in augustus 1939 krijgt Lub voorgoed vrijstelling en wordt buitengewoon dienstplichtig, wat betekent dat hij alleen in geval van oorlogsomstandigheden kan worden opgeroepen.

Vanwege de oorlogsdreiging in Europa wordt in diezelfde maand augustus 1939 in Nederland de algemene mobilisatie afgekondigd. Alle volwassen mannen die tussen 1904 en 1920 geboren waren werden opgeroepen voor militaire dienst. De 20-jarige Lub blijft echter buiten schot tot in het voorjaar van 1940 en wordt dan alsnog in dienst geroepen. Hij dient zich op 1 april te melden bij het 21e depot bataljon van het 8ste regiment infanterie in het garnizoen in het Noord-Hollandse Schoorl.
De barakken in de Schoorlse duinen werden in de nazomer en herfst van 1939 gebouwd voor het Nederlandse leger en het kamp opende op 25 november 1939 de poort om huisvesting te bieden aan zes compagnieën reservetroepen.

Met een goed gevuld koffertje gaat Lub samen met nog een paar Urkers op pad en stapt ’s morgens vroeg op de boot naar Enkhuizen. Zijn belevenissen ‘onder de wapenen’ zijn vanaf die eerste april prachtig te volgen. De familieband in het gezin van Lub is heel sterk en nagenoeg iedere dag schrijft Lub een briefkaart of brief naar huis. Al die correspondentie is door de familie bewaard en door de brieven van Lub krijgen we een goed beeld van het dagelijkse leven van een Urker dienstplichtig soldaat in die roerige tijd en bange meidagen van 1940.


Lub op z'n brits in barak no. 3

Lub begint al zijn brieven met: ‘Beste Vader en Zusters”.

Dinsdag 2 april 1940
In zijn eerste brief  schrijft hij:
“Zoals jullie uit mijn vorige briefkaart hebben vernomen zijn wij om ongeveer één uur in Schoorl aangekomen met de trein want wij moesten in Alkmaar overstappen. Toen wij nu in Schoorl aankwamen moesten wij nog wel een uur lopen naar de barak en daar gingen wij als Urkers uit elkaar. Een aantal kwamen bij elkaar in één keet want zij waren bij de 1ste compagnie ingedeeld. Klaas Kramer ook alleen bij de 2e en ik bij de 3e compagnie als enige Urker, maar dit heeft ook een voordeel want ze zeggen dat wij niet zoveel moeten lopen bij dit 3e en daarentegen bij de 1ste en 2de compagnie moeten ze grote marsen maken.


vlnr Luut de Boer, Albert Keuter, Willem de Boer en Lub Kramer

En ook de jongens op mijn kamer zijn heel aardig. Wij hebben pas om vijf uur vooreerst gegeten. Wij hadden grauwe erwten voor met spek en havermout na. De grauwe erwten waren niet erg zout en toen had er een jongen zout bij zich en die heeft mij daar ook van gegeven. Het was wel een lollige jongen. Ik heb al mijn kadetten opgegeten maar mijn appels heb ik verdeeld op de boot. Er is hier vlak bij de barak een winkeltje daar is ook van alles te koop en goedkoop. Daar heb ik een fles chocolademelk gekocht die vond ik wel lekker en ze kost maar 10 cent. Briefkaarten kosten er twee voor één cent en daar hoeven wij geen postzegel op te doen, wel op een brief.
De andere Urkers waren toch niet zo heel ver uit de buurt. Want wij waren na het eten om ongeveer halfzes vrij en toen moesten wij onze borden afwassen allemaal op één plek en daar stonden de andere Urkers op mij te wachten en toen zijn wij met zijn allen naar de cantine gegaan waar ik ook deze brief zit te schrijven. We moeten om 10 uur binnen zijn. We zijn nog niet gekeurd, maar ik heb al een helm, twee veldtassen en een bord met een goeie lepel en vork en mes en handdoeken, dus er is van alles. De kapitein heeft gezegd dat wij zo spoedig mogelijk onze stamkaart en onze distributiekaart moet inleveren dus stuur die even”.

Op 4 april 1940 schrijft Lub een briefkaart en de dag daarna een brief waarin hij zijn vader en zusters uitgebreid verslag doet van zijn dagelijkse werkzaamheden.
“Ik heb gisteravond jullie briefkaart ontvangen dus het adres is goed. Gisteravond ben ik naar de film geweest in de Cantine anders had ik toen een brief geschreven, dat zal ik nou vanavond gaan doen. We moeten al om halfzes opstaan. Het eten is hier best, ’s morgens krijgen we tarwe met spek of jam of leverworst er op. Ook boter krijgen we genoeg en ’s avonds om vijf uur hebben we warm eten.
Vandaag hebben we een makkelijke dag gehad. We hebben nummertjes in onze kleding genaaid. Wij hebben al een heleboel kleren, twee werkpakken, drie onderbroeken met borstrokken en twee hemden. Ik heb gezegd dat ik mijn eigen ondergoed wou dragen, maar ik moest het evengoed aannemen en nummeren, dus vooreerst heb ik onderkleren genoeg. Verder hebben wij zes paar sokken gekregen en ook al een uniform maar dat mogen wij nog niet dragen. Overdag hebben wij dat werkpak aan. Verder hebben wij het hier heel makkelijk al moeten we wel wat vroeg opstaan, om halfzes is het reveille blazen en dan moeten we ons kleden en eerst ons wassen in een waslokaal een stuk verder dan onze eigen kamer, dan moeten we ons wolletje of dekens opmaken en dat moet zo precies gebeuren. Maar nu heb ik het goed voor elkaar. Om halfzeven moeten wij eerst eten. Dan krijgen we een halve tarwe en stuk boter. Dat is voor de hele dag maar ik krijg hem helemaal niet op, vooral s’ morgens heb ik nog niet veel honger omdat het dan zo vroeg is.
Dan krijgen we om halfacht theorie of les over de dienst en rangen enz. Dan moeten wij marcheren tot ongeveer halfelf en dan weer les op het geweer enz. en om 12 uur is het weer eten. Iedere dag krijgen we wat anders op de tarwe, vandaag chocoladesmeersel. Om halftwee moeten we weer wat lopen en springen en gymmen tot een uur of halfvier. Dan weer les over gasaanvallen of iets anders dat de middag is zo om want om vijf uur krijgen we warm eten. Woensdag hadden we hutspot en donderdag zuurkool met vlees erdoor geprakt en havermout of rijstebrij of een sinaasappel na het eten. Maar als je zag hoe of sommige jongens hier eten kunnen, dan sta je versteld. Ik dacht dat ik veel kon eten maar dat is nog niks hierbij vergeleken, en als er over is dan geef je het maar aan je buurman.
De jongens vallen hier best mee nou ik ze begin te kennen. We helpen mekaar allemaal als we soms niet weten hoe of het één of ander moet gebeuren. Er is ook een Enkhuizer jongen bij ons en die kent ook een boel Urker vissers.
’s Avonds gaan we meestal naar de cantine en kopen er wat, want na vijf uur komt er nog een lange avond. Al heb ik dan mijn buik vol gegeten, om een uur of zeven of acht lust ik nog wel wat, dus heb ik mijn eerste gulden al verteerd. Maar afijn, morgen dan beuren we ons eerste geld.
Ik heb jullie brief met de stamkaart en de distributiekaart donderdag ’s avonds ontvangen dus dat is ook in orde. Nu, meer tijd heb ik niet anders zou ik hem wel vol schrijven. Allemaal hartelijk gegroet.“

De eerste zondag van huis begint Lub toch wat last van heimwee te krijgen. Ook omdat het zien van de Noordzee hem aan Urk doet denken. ’s Middags schrijft hij een brief:
“Hier zit ik dan de eerste zondag in Schoorl en ga een brief schrijven. Ik ben nog maar niet naar de kerk geweest, want die staat nogal een stuk weg in een ander dorp. Ik geloof van in Bregtdorp. Maar afijn dat zal ik eerst nog wel eens onderzoeken. Donderdag hebben we een Protestante samenkomst in de cantine. Daar gaan we ook naar toe. Vanmorgen zijn wij maar wat gaan wandelen. De andere Urkers bleven in de kamer. Ik kom nou geregeld eens bij hun kijken. Ze liggen in een keet naast die van mij, ik leg in keet nr.3 en zij liggen in keet nr.4, dus heel wat korter bij dan ik eerst gedacht had. Alle Urkers waren nou aan het brieven schrijven. Wij hebben vandaag helemaal niets te doen en mochten vanmorgen tot zeven uur in bed blijven. Het is nu 12 uur en vandaag en zaterdag hebben wij om half één warm eten. Wij krijgen vandaag biefstuk dus dat is wel in orde. Gisteravond om zes uur zijn wij, ik en Hendrik en een Enkhuizer de duinen in geweest naar de Noordzee dat is wel 1 ½ uur lopen. Maar het was er dan ook prachtig en lekker fris op het strand. Daar sloeg de heimwee toe toen ik voor het eerst weer eens water zag. Vanmiddag gaan wij er weer naar toe want het is vandaag prachtig weer en de zee trekt alle Urkers.

Gister hebben wij ons eerste geld ontvangen, 75 cent. De volgende zaterdag krijgen we 1,05.
Nu ga ik verder met de brief. Wij hebben het eten binnen en het was erg lekker. Slaboontjes met aardappels alles apart, niet zoals in de week want dan is alles door elkaar geprakt. En een flink stuk biefstuk met een sinaasappel na. Er is hier bij mij op de kamer ook een jongen uit Wormer die ook gereformeerd is en ik ga vanavond met hem naar het Protestant militair tehuis waar om halfzeven een kerkdienst wordt gehouden voor de militairen. De gereformeerde dominee van Bregtdorp is daar voorganger. Hij heet dominee Bosma.
Nu ga ik Hendrik maar weer eens opzoeken dan gaan we de duinen in. Er zijn hier ook een boel Enkhuizers te Schoorl en we hebben hier een Volendammer, die kan heel wat grappen maken, daar lachen we ons soms blauw om en hij trekt hem er helemaal niks van aan. Hier is het net zo stil als op Urk. Nu nader nieuws volgt spoedig.”

Dinsdag 9 april 1940
In de week daarop, op 9 april, valt het Duitse leger Denemarken en Noorwegen binnen. Ook de spanning in Nederland neemt toe. Verloven werden ingetrokken en het nieuws wordt nauwlettend gevolgd. Lub schrijft daarover:
“Het was hier dinsdag zo streng dat wij het kamp die avond niet mochten verlaten. Maar ’s woensdags mochten wij er gelukkig weer buiten, maar we mogen niet verder dan 10 km van het kamp. Ook de bewegingsvrijheid die wij om de drie weken zondags kunnen krijgen is ingetrokken, maar afijn daar is nu eenmaal niks aan te doen en wij zullen het beste er maar van hopen. Alle Urker jongens hier verlangen naar Urk. Willem zei tegen mij dat hij onder het eten soms de tranen in zijn ogen kreeg en dan liep hij gauw van de tafel weg, dat de andere het niet zagen.
Morgen moeten wij onze eerste grote mars maken, ik geloof negen of tien kilometer heen en dan weer terug, als het weer dan maar een beetje goed is, want nou regent het hier.
Is vader al om een vergoeding naar het raadhuis geweest? Er zijn hier al jongens die bericht gekregen hebben van thuis dat ze al kostwinnersvergoeding krijgen. Eén is er die 16 gulden per week krijgt maar afijn, vader kan het allicht eens proberen, niks heb je al.
Dat ondergoed hier van dienst kan ik desnoods, als het andere goed vuil is, best aantrekken, het is hetzelfde soort goed, alleen de hemden zijn te hard, dat lijken wel planken. Maar vooreerst zit ik daar niet om verlegen, morgen zal ik me dan maar eens verschonen. Ik zit nergens nog mee verlegen en heb ook nog geld genoeg. Gisteren hebben we 1 gulden en 1 cent gebeurd, dat ik heb nou nog 4 guldens in mijn portemonnee, dus dat gaat nog best. Vlakbij onze keet staat de winkel, of toko zoals we hem hier noemen, dat ik heb er niet ver om te lopen als ik ergens zin in heb. Zondag ben ik naar een soort vrijzinnig Hervormd kerkje geweest. Maar daar ging het zo eigenaardig aan toe en het was om 11 uur al weer uit.

Onze eerste mars is mij best meegevallen, het was mooi weer. Na de mars werden onze voeten nagezien of er ook blaren op zaten. Nou daar had ik geen last van, alleen mijn sokken kon ik wel uitwringen van het zweet. Maar afijn ik heb zes paar sokken dus deze konden eerst wel wat drogen en toen heb ik dan ook maar een paar schone sokken aangetrokken. Vandaag hebben we hier snijbonen met een karbonaadje gegeten en fruit na. Vrijdag en zaterdag hadden wij hele lekkere pudding, frambozen en chocoladepudding zo heet het geloof ik.”

Na ruim twee weken ziet het er niet uit dat Lub met verlof mag en dus wordt hem een pakket levensmiddelen en kleding toegestuurd vanaf Urk wat goed aankomt, al is het witbrood al wat droog en twee van de appels rot. De eieren zijn de reis ook niet heelhuids doorgekomen.
 “Gisteravond hebben wij nogal lol gehad. Er was een jongen die heel vroeg naar bed was gegaan en toen erg lag te snurken. Toen hebben ze zijn gezicht helemaal met schoensmeer ingesmeerd en nog werd hij er niet wakker van, terwijl wij allemaal hardop zaten te lachen.
Vandaag hadden we spek op het brood, maar dat heb ik weggegeven en mijn worst maar gebruikt want ik was bang dat die bederven zou als ik hem langer zou bewaren. Nu zal ik er maar mee uit scheiden want het protestant tehuis gaat om 9 uur dicht. Er wordt dan een psalm gezongen, een stukkie uit de bijbel lezen en dan danken.”

De uitrusting van de nieuwbakken militairen wordt uitgebreid met een gasmasker en de hele barak is verkouden. Het is mooi voorjaarsweer in april 1940 en op zondag 21 april is het zelfs te warm om te wandelen en dus heeft Lub mooi de gelegenheid om weer een lange brief te schrijven.
“Vanmorgen ben ik voor het eerst in de gereformeerde kerk van Krabbendam geweest. Het is meer dan een uur lopen, dus het was geen doen. Maar ik had een gelukkie. Een jongen bij ons op de kamer had een fiets en die ging ook naar de kerk en toen vroeg hij of ik achterop wou. Nou dat deed ik vanzelf en toen waren wij er in ong. 15 a 20 minuten bij de kerk. Van buiten leek het wel een schuur, maar van binnen viel de kerk best mee. Hij was net zo groot ongeveer als op Urk de Hervormde kerk. Hij begon om 9 uur 30 en om 11 uur stonden wij weer op straat. Toen heb ik gefietst en die andere jongen achterop, dat kon ik hier wel wagen, want het is hier met de verkeersdrukte net als op Urk zo dood. Die jongen komt uit Enkhuizen, dus ook een mooi stukkie weg.
Het postkantoor is ongeveer 20 minuten lopen vanaf het kamp. Dinsdag zal ik mijn vuile goed wel opsturen want morgen moet ik op de kamer blijven, dan heb ik kamerwacht. Dan moet je de kamer wat aanvegen en de tafels wat afboenen en overigens heb je er een makkelijke dag van. Om de beurt worden wij een dag kamerwacht, dus dat is als je met 45 man legt om de 45 dagen.

Iedere week is er meestal twee keer een gratis filmvoorstelling of muziek. Er komt nog niet veel van verlof hè. Maar toch schijnt het wel minder spannend op het ogenblik tenminste. Zaterdag hebben wij ons geld weer gebeurd. Het was nou 1 gulden en 4 centen, dat is 3 cent meer als vorige week.
Gisteravond heb ik mij al geschoren met het stelletje en de zakdoeken kwamen ook goed van pas en vanavond zal ik de dampo gebruiken want gisteravond had ik het vergeten. Iedere vrijdag wordt de was opgehaald op de kamer. Ik heb wat sokken en wat handdoeken er in gedaan, dat krijgen we nou woensdag schoon terug, maar het moet natuurlijk genummerd zijn. Vanavond is er een grote voetbalwedstrijd voor de 3de compagnie dat daar zal wel een troep jongens naar toe gaan. Ik zal vanavond maar naar het tehuis gaan, daar is het meestal wel gezellig.
Nou zal ik er mee uitscheiden want een ander moet de inkt gebruiken en nog even zeggen dat we vandaag chocoladepudding na hadden en snijbonen met vleesch.”

Lub wordt door het thuisfront op de hoogte gehouden van het Urker nieuws. Op zijn verzoek wordt op Urk een kist getimmerd die onder zijn bed moet passen en waar hij zijn kleding in bewaard, de kist werd door soldaat Hendrik Hagedoorn, die timmerman is, goedgekeurd. Lub stuurt zijn vuile was op naar Urk en dat kost 50 cent. Voor het eerst wordt geoefend met het gasmasker, wat ze een half uur lang op moeten houden en dat geeft wel een beklemmend gevoel. Ook gaan ze de gaskamer in en dat valt best mee, Lub heeft niets gemerkt van het gas.
Op 30 april ligt Lub met griep op bed en schrijft een brief waarin hij hoopt de Pinksterdagen op Urk door te brengen.
“Zoals ik gisteren al heb geschreven, lig ik op het ogenblik met griep te bed. Ik ben naar ziekenrapport gegaan en ik bofte want de dokter zei: “Kruip maar twee dagen in je nest”. Ik ben niet meer zo verkouden als gister en eergister, want toen liep het zo mijn neus uit, dus morgen ben ik er wel weer klaar voor. Vanwege de verjaardag van de prinses (Juliana) krijgen we een bon voor een gratis versnapering in de cantine, daar heb ik dus een strop aan want ik moet vandaag nog in bed blijven. Zondag hebben we elkaar opgezocht en wat gewandeld.

Donderdag 2 mei 1940
De oorlogsdreiging neemt toe en de bewegingsvrijheid van de soldaten wordt ingeperkt en ze mogen zonder toestemming Schoorl niet meer uit. Lub hoopt nog steeds op verlof met Pinksteren en zoekt andere Urker soldaten op die wel met verlof naar Urk zijn geweest.
“Ik heb gister toen ik weer op de been was eerst de andere Urker jongens eens opgezocht en gevraagd of ze het nog een beetje gezellig gehad hadden op Urk. Ja zeiden ze, dat ging best maar de zondag was zo om, en ze stonden zo weer op de boot. Ze waren allemaal platzak.
Verder wol ik vertellen dat we vanmorgen eindelijk ook weer eens jam kregen. Het is al wel 14 dagen of 3 weken geleden dat wij hier voor het laatst jam op de kuch kregen. Het was het laatst meestal kaas of ham of worst en daar hadden we meestal 4 of 5 plakkies van, dat is meestal te krap, want van zo’n kuch kun je wel 8 of 9 plakken snijden.”

Zondag 5 mei
“Vanmorgen zouden wij hier in het tehuis een godsdienstoefening gaan bijwonen, maar toen we er waren had Sjoerd zijn portemonnee in de barak laten liggen, dat die ging terug om hem te halen, en wij bleven buiten voor het tehuis op hem wachten tot hij terug zou komen en toen hij terug kwam, was de dienst al aangevangen en zat de deur op het slot, dat wij konden onverrichter zake weer terug keren, dat nou gaan we misschien vanavond. We hebben vanmiddag voor het eerst appels gegeten met een karbonaadje. Er komen hier zachtjes aan ook al wat kampeerders en toeristen, maar dat zal met pinkster nog wel toenemen, maar dan hoop ik hier niet meer te zitten. En toch heb ik al maar de gedachten dat de verloven net met pinkster weer ingetrokken worden. Maar het is gelukkig nog niet zo, dat we moeten de moed er maar in houden. De andere Urkers hebben ook nog moed om met pinkster naar Urk te gaan en anders zei de Pulle; gaan we er stil vandoor, maar dat zullen ze wel laten.”

Dinsdag 7 mei
“Het is wel zo uitgekomen als ik geschreven had hè. Verloven ingetrokken, het was ieder half uur voor de radio. Nou het is nou toch om er moedeloos onder te worden, zo kort bij het verlof en dan te horen dat het is ingetrokken. Ik heb tenminste wel pech, een echte ongeluksvogel ben ik. Ik denk dat Hagedoorn vanavond ergens anders heen moet, dat die raak ik kwijt. Nou het is 8 uur en ik ga maar even naar de nieuwsberichten luisteren.”

Donderdag 9 mei
“Ik zal maar weer een briefje pennen, dat is tenslotte het enigste contact dat we met elkaar kunnen onderhouden. Vanmiddag hadden we een bijeenkomst in de openlucht voor de protestante militairen, daar waren ook de andere Urkers en Hagedoorn ook, dus die was toch niet vertrokken naar een andere plaats, maar ze moesten toch klaar staan, ze konden ieder ogenblik overgeplaatst worden zei Hendrik. Ik heb hier op het kamp mijn haar ook laten knippen, dat gebeurd hier gratis, je geeft alleen maar een fooitje aan de kapper. Ik heb hem maar een dubbeltje gegeven. Mijn suiker raakt ook zachtjesaan op, dat als jullie soms weer eens een pakkie stuurt, dan kun jullie er wel een busje suiker bij doen. Ik heb het ondergoed van de dienst aangetrokken het bevalt best, de onderbroek is alleen een beetje te wijd, maar misschien krimpt hij nog wel wat als hij in de was komt, dus stuur dan alleen maar wat hemden dan kan ik mij wel redden. Vandaag hebben we spinazie gegeten, dat is het enige wat ik niet zo graag lust. Ik heb hier een stukje zeep en een schrobbertje gekocht voor een kwartje dat viel mij nogal mee, de zeep kostte 13 en de schrobber 12 cent.”

Vrijdag 10 mei
“Nou is dan het allerergste werkelijkheid geworden, het is oorlog. We moeten ieder ogenblik klaar staan. Het is nou zo spannend dat ik heb nauwelijks tijd om deze briefkaart klaar te schrijven. Nou ik zal zo spoedig mogelijk weer bericht sturen.”

Zondag 12 mei
“Nou is het heel wat anders als met pinkster thuis hè. Alles is nou misgelopen, maar gelukkig zitten wij nog op onze oude plaats en hebben nog goed te eten. Nou moeten jullie dat pakje waar ik over geschreven heb maar niet sturen, want het gaat niet best met de post geloof ik, dat ik zal deze hemden ook maar gebruiken. Nou hoor het lijkt helemaal niet op pinkster.”

Maandag 13 mei
“Daar het vandaag nogal rustig was, dacht ik, ik zal gauw weer even een kaartje schrijven want we moeten ieder ogenblik als we vrij hebben gebruiken. Nou, van de pinkster hebben we helemaal niets gemerkt hier. Zo’n pinkster heb ik tenminste nog nooit meegemaakt. En hoe gaat het met jullie. Wat komen er een nieuwsberichten tegenwoordig he, jullie zullen de radio zeker ook de hele dag wel aan hebben staan denk ik. Nou het is te hopen dat er vlug een eind aan deze toestand komt, tot nu toe is er gelukkig nog niks ergs gebeurd en zijn de nieuwsberichten nogal gunstig.”

Donderdag 16 mei (een dag na de capitulatie)
“Hierbij laat ik jullie weten dat ik nog goed gezond ben en dat wij nog steeds op onze oude plaats liggen hier in het dorp. Wij moeten nu alles maar kalm afwachten wat er met ons gebeuren gaat. Misschien dat over een dag of drie het wel zover is dat we wat meer weten.”

Vrijdag 17 mei
“Nou heb ik al zoveel briefkaarten geschreven en nog steeds geen antwoord van jullie ontvangen, dat ik denk dat de Urker boot niet meer vaart, anders begrijp ik het niet hoe of het zolang duurt. Schrijf maar weer eens Schoorl op het adres misschien gaat het dan wat vlugger want nou is de veldpost toch ook in de war. Verder is er niet veel nieuws te schrijven.”

Donderdag 23 mei
“De postverzending naar Urk is gelukkig weer in orde. Alles is hier rustig en kalm, we mogen nog niet naar huis en hebben het makkelijk, wat sport en af en toe marcheren. Hessel van Bart is op bezoek geweest en Hendrik Hagedoorn is ook weer terug. Ik heb mij vandaag ook laten wegen voor 2 ½ cent, ik was 65 kilo.”

Vrijdag 24 mei
“Over overplaatsing heb ik nog niks gehoord, ze praten tegenwoordig zoveel dat de helft moeten jullie maar niet geloven. Het is op het ogenblik 4 uur en zijn net in de cantine geweest waar wij een godsdienstoefening hebben bijgewoond. Die dominee was er ook voor het laatst, die ging volgende week met groot verlof en hij dacht dat wij dan ook wel naar huis zouden mogen, maar officieel is daar nog niets van bekend. Iedere dag komen er nu bijna Urkers aan de poort dat ’s avonds is dat wel gezellig. Gisteravond kwam eerst Klaas van Siene zijn moeder en om een uur of zeven kwamen er twee van onze luchtwacht op de fiets van Alkmaar af rijden. Het waren Lub Hoekman en Hendrik van de schilder, maar ze bleven maar een half uurtje en toen moesten ze al weer weg. Ze troffen het anders wel toen ze aan kwamen fietsen want toen liepen wij net met zijn zessen te wandelen en ook Jo Gerssen kwam er net aanlopen. Ze vertelden toen dat van de 230 Urkers die onder dienst waren en nog maar één vermist werd volgens de laatste berichten. Is dat waar? Dan is Urk er goed afgekomen. Hier op de kamer zijn er al een paar jongens die hun broer gedood is. Eén jongen zijn broer is dood en zijn andere broer die ook onder dienst was, is gek geworden, dat dat was wel erg voor die jongen. Verder is er niet veel nieuws te schrijven, als dat wij vanmorgen een hele lange wandeling door de duinen naar Bergen hebben gemaakt. Ik ben van de week ook bij de etenhalers, dan moeten wij met zes jongens het eten uit de keuken halen en later moeten wij de pannen en bussen terug brengen en schoonmaken.”

Zondag 26 mei
“Zoals jullie wel zult weten, als deze brief op Urk zal zijn aangekomen, zijn een aantal Urker jongens met groot verlof thuis gekomen, maar ik zal wel weer het laatst aan de beurt zijn. De gehuwden gingen voor. Klaas Schraal had beweerd dat hij vaste kapitein op een sleepboot was en dat hij kostwinner was en ze veel geld zouden mislopen als hij niet meteen naar huis kon.
Gister zijn de eerste negen jongens van onze kamer naar huis gegaan. Dat waren meest allemaal landbouwers en zij die bij de voedselvoorziening aan het werk zijn, daar vallen ook de vissers onder en dan volgen de mijnwerkers enz. Morgen gaan er weer 25% van onze compagnie, dus morgenochtend staan we vol spanning te luisteren of onze naam ook afgelezen zal worden en dan maar weer hopen op de volgende dag. Hendrik zijn vader en moeder zijn hier vrijdagavond ook geweest en toen vroegen ze of ik ook mee wou lopen om ze naar het trammetje te brengen. Nou toen ben ik natuurlijk meegelopen en toen heb ik nog een reep chocolade en een rolletje King pepermunt gekregen en bij de tram werden we nog getrakteerd op koffie dat we hadden het goed die avond.
Alles loopt tegenwoordig in de war, ook omdat er iedere dag jongens en ook sergeanten en korporaals met groot verlof gaan. Ook het militair tehuis gaat morgen dicht omdat er zoveel naar huis gaan. Het zou geen kwaad kunnen als vader een soort bewijs schrijft dat we een eigen zaak hebben en dat hij mij slecht missen kan, dat hij al zo oud is enz.”

Maandag 27 mei
“Ik ben vandaag bij de kapitein geweest om te vragen of ik nou nog niet naar huis mocht, omdat wij een eigen zaak hadden en dat ik direct weer aan het werk kon. Maar toen zei hij dat er nog zoveel bij de land en tuinbouw waren die voor mij gingen, dat het kon met mij nog wel 14 dagen duren, dat ik kon ongetroost weer weg gaan. Nou het geluk zit de Kramers niet mee.”

Weer naar huis
Tijdens de meidagen 1940 nemen de in Schoorl gelegerde troepen niet aan de gevechtshandelingen deel.
Het wachten tot hij eindelijk met groot verlof mag duurt Lub veel te lang. De verveling slaat toe en omdat het prachtig weer is, brengen ze af en toe de hele dag op het strand door, ook omdat het in het kamp en vooral in de barakken erg warm is. Er wordt voor het eerst gemopperd over de kwaliteit van het eten en dat ze twee keer in een week rooie kool voorgeschoteld krijgen.
Op 3 juni schrijft vader Willem Kramer een keurige brief aan den hoog edel gestrenge heer commandant van den dienstplichtige Lub Kramer waarin hij verzoekt zijn zoon met groot verlof te sturen omreden dat ondergetekende 63 jaar oud is en zijn smederij sinds enige jaren geheel op zijn enige zoon drijft. En dat er om financiële redenen geen plaatsvervanger in dienst kan worden genomen. Blijkbaar heeft deze brief het gewenste resultaat want op 8 juni is het dan eindelijk zover dat Lub zijn spullen in kan leveren en met groot verlof naar huis mag. Na ruim twee maanden Schoorl komt hij weer op Urk bij zijn geliefde vader en zusters.

Lub pakte op Urk de draad weer op, trekt zijn overal weer aan en gaat aan het werk in de smederij. Hij komt de oorlog verder zonder kleerscheuren door.
Lub is nooit getrouwd. Nadat zijn vader in 1966 overlijdt blijven Lub en zijn eveneens ongetrouwde zuster Anna nog jaren samenwonen.
Lub is een ijverige man. Op zijn fiets of op zijn Zündapp kun je hem overal op Urk tegenkomen onderweg naar een klant om een kapotte geiser weer aan de praat te krijgen, of een kolenkachel of gashaard te repareren. Hij verkoopt ook alle soorten kachels en later gaat hij ook nog wasmachines en drogers erbij verkopen.
Na een arbeidzaam leven, een 36-urige werkweek was er niet bij voor een kleine zelfstandige,  overleed Lub op 86-jarige leeftijd in 2006.
Niet al zijn dienstmakkers overleven de oorlog, Sjoerd van den Berg komt in 1941 om het leven als opvarende van de UK 83 wanneer deze op een mijn loopt en Jan Ras wordt in augustus 1944 gearresteerd wegens verzetsactiviteiten en komt in april 1945 door de ontberingen in kamp Neuengamme om het leven.